Literaire cultuur [hoofdstuk 3]

Met een boekje in een hoekje was er in de Middeleeuwen niet bij. Boeken waren bedoeld om te worden voorgelezen. Dat je voor jezelf een boek las, zoals wij gewend zijn, bleef tot in de zestiende eeuw een uitzondering. De verhalen rond koning Artur horen thuis in de wereld van het hof. En juist aan het hof werd veel voorgelezen. Tijdens feesten en maaltijden bijvoorbeeld traden aan het hof naast acrobaten, jongleurs en muzikanten ook beroepsdichters en voordrachtkunstenaars op. Het aanwezige gezelschap - de gastheer, zijn familie, zijn adellijke gasten, de hofhouding - luisterde dan aandachtig naar zo'n rondtrekkende artiest.

Rondreizende muzikanten vormden orkesten, die tijdens feesten door de kasteelheren werden gehuurd

Het luisteren naar een verhaal was een aangename tijdpassering, maar tevens van belang voor de denk- en levenswijze van de adel. De ridderverhalen weerspiegelden de opvattingen van de adel, ze leverden voorbeelden van dappere heldendaden en vertelden hoe je je als adellijke dame of heer diende te gedragen.

3.2 Lezen en schrijven

Het is een hardnekkig misverstand te denken dat de ridderromans wel voorgelezen moesten worden omdat de adel zelf niet kon lezen. Er waren adellijke analfabeten, maar heel wat edelen waren geschoold en konden in de volkstaal lezen en schrijven. Dat ze in de Middeleeuwen toch als illitteratus (ongeletterde) werden aangeduid, komt omdat ze het Latijn niet machtig waren. En het Latijn was de taal van de wetenschap en de geestelijkheid. Geleerden en monniken werden dan ook als litteratus (geletterde) bestempeld.

Bovendien was het luisteren naar een voordrachtkunstenaar voor de adel een vorm van cultuur, net zoals wij tegenwoordig een avondje uit gaan naar bijvoorbeeld een theatervoorstelling.

Een middeleeuwse voordracht in de Haagse ridderzaal
Een middeleeuwse voordracht in de Haagse ridderzaal

Je kunt nu de opdrachten van hoofdstuk 3 maken.

Vorige pagina
Volgende pagina Copyright © 2002-2010 Team llb243