|
Tekstfragmenten
Roman van Walewein
- Een van de hoofse gedragsregels was dat een ridder een dame moest dienen, bijvoorbeeld haar te hulp schieten als ze
in nood zat. De rode ridder doet precies het tegenovergestelde; door haar te slaan, maakt hij haar verdriet nog groter.
Ook is de rode ridder onbeschoft tegen Walewein: op zijn vragen geeft hij geen antwoord en hij noemt hem een dwaas. Zulk
gedrag past ook niet binnen de hoofse etiquette.
- Walewein zegt in het fragment: van vrouwen komt alle eer voor ons.
- Jonkvrouwen in nood helpen. Verder is Walewein beleefd tegen zijn tegenstander. En als derde weigert hij hem te doden,
maar probeert hij hem juist bij te brengen als hij door de tweestrijd gewond is geraakt. Ten slotte raadt Walewein de rode
ridder aan genade aan God te vragen voor zijn zonden.
Walewein en Keie
- Er is een hofdag waar ook de Tafelronderidders bij aanwezig zijn. Er wordt gegeten; dat is een typisch hoofs gebruik.
En verder wordt de rust van de hofdag verstoord door de praatjes van Keie.
- Walewein is de hoofse ridder bij uitstek. Hij staat hoog in aanzien bij de koning; hij is zelf diens plaatsvervanger.
Verder is Walewein bescheiden; hij zegt bijvoorbeeld dat er nog veel betere ridders zijn dan hij. Ook is Walewein beleefd,
bijvoorbeeld door de manier waarop hij de koningin antwoord geeft. En tot slot heeft Walewein vertrouwen in God.
Keie is precies het tegenovergestelde van Walewein. Hij wordt door velen aan het hof gehaat, is er op uit om collega's zwart
te maken en hij liegt voortdurend.
- Het avontuur in Walewein en Keie komt niet van buiten, maar van binnen. Door
de lasterpraatjes van Keie wordt Walewein min of meer gedwongen het hof te verlaten. Met zijn vertrek is het afgelopen met
de feestelijk sfeer tijdens de hofdag. In Ridder metter mouwen komt het avontuur
wel van buiten. In dat verhaal komt immers een bode aan het hof die vertelt over de dood van Tristan en Isolde.
- Deze vraag hangt samen met het antwoord op de vorige vraag. Als Keie zijn vervelende praatjes voor zich had gehouden,
had zich geen avontuur aangediend. En was er dus ook niets te schrijven, want een boek lang over een hofdag vertellen is
nogal saai.
Lanceloet en het hert met de witte voet
- Lanceloet is de positieve figuur. Hij is de zoektocht naar het hert met de witte voet begonnen ter meerdere eer en
glorie van de jonkvrouw. Ook al is hij nog zo ziek, hij zet alles op alles om de witte voet te bemachtigen. Daarmee is
Lanceloet een hoofs ridder.
Zijn tegenspeler, de ridder, is de negatieve figuur. Hij slaat de al gewonde Lanceloet nog verder in elkaar.
- De laatste zin van het fragment, wat zou het baten het als ik lang van stof zou zijn, toont aan dat de tekst
bedoeld was om te worden voorgedragen.
- Dat je goed niet met kwaad moet vergelden, maar dat je als een echte ridder, dus hoofs, moet gedragen. De verteller
voegt er aan toe dat slecht gedrag niet beloond zal worden.
- Uit het feit dat Walewein de ridder wel verslaat, maakt het publiek op dat Walewein een betere ridder is dan Lanceloet.
- De beloning voor het hert met het witte voet is een huwelijk met de koningin van de jonkvrouw. Lanceloet heeft al een
relatie met Guinevere, de hoogste vrouw aan het hof. Dus in dat opzicht is het vreemd dat hij aan het avontuur begint.
Ferguut
- Een dorper is een boerenkinkel, iemand die niets van hoofsheid weet en dus ook niet volgens de hoofse gedragregels
leeft. Dat Ferguuts vader een dorper is, blijkt onder meer uit het feit dat hij Ferguut een flink pak rammel wil verkopen
als deze hem vertelt ridder te willen worden. Later scheldt hij hem uit voor hoerenzoon; ook dat is niet erg netjes.
- Ferguut draagt berenvellen, moet zware arbeid op het land verrichten en is bang als hij Arturs ridders ziet. Zijn
naviteit blijkt uit het feit dat hij denkt spoedig tot de beste ridders van Artur te horen. Als hij later een oude,
versleten wapenuitrusting van zijn vader krijgt, is hij als een kind zou gelukkig en denkt hij dat hij al ridder is.
- De vrouw van Somilet is van adel. Bovendien is ze erg knap. Ook de zonen zien er goed uit. Een knap uiterlijk was in de
Middeleeuwen het teken dat het ook innerlijk wel goed zat, precies zoals in veel huidige films de slechteriken lelijk zijn
en de goeden mooi. Bovendien zal er iets van de adellijke afkomst van Somilets vrouw zijn overgegaan op haar zonen.
- De wapenuitrusting van Ferguut bestaat uit een maliënkolder een helm, beensbeschermers, een witte broek, helm en
zwaard. Ook krijgt hij nog een werpspies; dat is nou niet een wapen waar echte ridders gebruik van maken. Ironisch is
verder dat de verteller opmerkt dat de maliënkolder helemaal roestig is. Ook dat past niet bij een ridder.
- Dat Ferguut de zwarte ridder verslaat, kun zien als een teken dat Ferguut inderdaad ridderlijk bloed heeft en een goed
vechter is. Bovendien kun je hieruit opmaken dat Ferguut al een eind op weg is om een echte ridder te worden. Immers,
niemand heeft deze gevaarlijke ridder ooit verslagen, zelfs de ridders van koning Artur niet.
- Dat Ferguut de zwarte ridder niet doodt, is een teken van hoofsheid. Bij Walewein hebben we dit eerder gezien. Ook hij
doodde de ridder die de jonkvrouw mishandelde niet.
- Keie heeft Ferguut belachelijk gemaakt door hem te vertellen dat hij een ridder van niks is. Door de zwarte ridder naar
het hof te sturen en hem alle aanwezigen te laten groeten, behalve Keie, neemt Ferguut wraak voor die belediging.
De Graalkoning
- Op pagina 1 zegt Merlijn dat slechts wie zuiver van hart is de Graal
kan aanschouwen. Bovendien wordt er gesproken van innerlijke vervolmaking, hoger leven en geheim van het leven.
De christelijke ridders in de Arturromans zijn ook zuiver van hart, dat wil zeggen vroom, kuis en wijden hun leven aan God.
- De Visserkoning wordt genoemd. Johan krijgt de opdracht naar hem op zoek te gaan en hem de enige vraag die van belang
is te stellen. In de Conte du Graal komt Perceval ook bij de Visserkoning terecht. Verder blijkt dat de Visserkoning
invalide is; hij wordt tenminste met een draagstoel zijn kasteel binnengedragen en lijdt hevige pijnen. In de Conte du
Graal is de Visserkoning ook invalide. Tot slot, is er sprake van een vraag. Pas als die gesteld wordt, wordt het geheim
van de Graal duidelijk. Perceval stelt die vraag niet, Johan wel.
- De Graal geneest de Visserkoning en verder brengt de Graal de verdorde natuur weer tot leven.
|
|